Als je de geen-decompressielimiet overschrijdt, wanneer de geen-decotijd nul is, is je duik een decompressieduik (decoduik). Daarom moet je tijdens de opstijging één of meerdere decompressiestops maken.
Informatie over opstijgen bevat altijd twee waarden:
STIJG NOOIT TOT BOVEN HET PLAFOND! U mag nooit opstijgen tot boven het decompressieplafond. Om te voorkomen dat u dit per ongeluk doet, raden we aan om altijd iets onder het plafond te blijven.
Tijdens een decompressieduik kunnen er drie soorten stops nodig zijn:
In Duikinstellingen » Parameters kun je
De volgende illustratie toont een decompressieduik waarbij het plafond 17,7 m (58 ft) is:
Van onder naar boven zie je het volgende in de bovenstaande afbeelding:
Het decompressievenster (deco-venster) is de afstand tussen de diepte van het decompressieplafond (deco-plafond) plus 3,0 m (10 ft) en het decompressieplafond. Dus het decompressievenster in dit voorbeeld ligt tussen 20,7 m (68 ft) en 17,7 m (58 ft). Dit is het gebied waar decompressie plaatsvindt. Hoe dichter je bij het plafond blijft, hoe optimaler de decompressietijd is.
Wanneer je opstijgt naar de plafonddiepte en in het decompressievenster komt, verschijnen er voor de diepte twee pijltjes. De omlaag en omhoog gerichte witte pijlen geven aan dat je je binnen het decovenster bevindt.
Stijg je op tot boven de diepte van het plafond, dan bevind je je nog steeds binnen de veilige marge die gelijk is aan de diepte van het plafond minus 0,6 meter (2 ft). Dus in dit voorbeeld ligt die tussen 17,7 m (58 ft) en 17,1 m (56 ft). Binnen de veilige marge wordt de decompressie nog steeds berekend, maar krijg je het advies om tot onder de plafonddiepte af te dalen. De plafonddiepte kleurt dan geel en er verschijnt een gele pijl omlaag vóór de plafonddiepte.
Stijg je verder op en passeer je de veilige marge, dan wordt de berekening van de decompressie onderbroken totdat je weer onder de limiet gedaald bent. Een hoorbaar alarm en een rode pijl omlaag links van de diepte waarschuwen voor een onveilige decompressie.
Als je het alarm negeert en drie minuten op een diepte boven de veiligheidsmarge blijft, vergrendelt de Suunto D5 de algoritmeberekening en is er tijdens de rest van de duik geen decompressie-informatie beschikbaar. Zie Algoritmevergrendeling.
Suunto D5 toont altijd de plafondwaarde vanaf de diepste van deze stops.
Hieronder zie je een typisch decompressieduikweergave met de opstijgtijd en de eerste aanbevolen dieptestop op 20,3 meter:
Hieronder zie je een voorbeeld van hoe Suunto D5-displays eruitzien tijdens een optionele dieptestop:
Hieronder zie je een voorbeeld van hoe Suunto D5-displays eruitzien tijdens een verplichte stop:
Als de duiker langer dan 3 minuten boven het plafond blijft, wordt het decompressiealgoritme vergrendeld.
Tijdens de decompressiestops zal het plafond altijd afnemen hoe dichter je bij de diepte van het plafond komt, zodat de decompressie doorlopend plaatsvindt en de opstijgtijd optimaal is.
Het wordt altijd aanbevolen om dichtbij het decompressieplafond te blijven bij het opstijgen.
De opstijgtijd is altijd de minimale tijd die nodig is om het oppervlak te bereiken. Deze omvat:
Vergeet niet dat, wanneer u met meerdere gassen duikt, de duikcomputer er bij de berekening van de opstijgtijd altijd van uitgaat dat u alle gassen gebruikt die in het menu Gases (Gassen) zijn opgenomen. Controleer vóór de duik altijd of alleen de gassen voor de geplande duik zijn gedefinieerd. Wis de gassen die voor de desbetreffende duik niet beschikbaar zijn.
DE WERKELIJKE OPSTIJGTIJD KAN LANGER ZIJN DAN DE TIJD DIE DOOR DE DUIKCOMPUTER WORDT WEERGEGEVEN! De opstijgtijd neemt toe als u: (1) langer op diepte blijft, (2) langzamer dan 10 m/min (33 ft/min) stijgt, (3) een decompressiestop maakt onder het plafond, (4) en/of vergeet het gebruikte gasmengsel te wisselen. Deze factoren zijn ook van invloed op de hoeveelheid lucht die u nodig hebt om de oppervlakte te bereiken.
Je kunt de diepte voor de laatste stopdiepte voor decompressieduiken aanpassen onder Duikinstellingen » Parameters » Laatste stopdiepte. Er zijn twee opties: 3 m en 6 m (9,8 ft en 19,6 ft).
De laatste stopdiepte is standaard ingesteld op 3 m (9,8 ft). Dit is de aanbevolen laatste stopdiepte.
Deze instelling heeft geen invloed op de plafonddiepte tijdens een decompressieduik. De laatste plafonddiepte is altijd 3 m (9,8 ft).
Overweeg de laatste stopdiepte in te stellen op 6 m (19,6 ft) wanneer je duikt in ruwe zee en stoppen op 3 m (9,8 ft) moeilijk is.